Interview met Ria van der Tak
Ria van der Tak (69) heeft de mooiste kamer van het hospice. Een kamer met een tuintje, waar ze zodra het even kan te vinden is. “Eerst zat ik boven, maar daar kon ik niet naar buiten. Toen deze kamer vrij kwam heb ik meteen gevraagd of ik mocht verhuizen. Ik ben altijd al een buitenmens geweest.” In haar tuintje werkt ze aan kruiswoordpuzzels en rijgt ze pinda’s voor de vogels.
De mensen hier zorgen zo goed voor me, dat heb ik nog nooit gehad. Je hoeft maar op de bel te drukken en ze staan voor je klaar. Van nature ben ik iemand die heel moeilijk om hulp vraagt. Ze zeggen hier zo vaak tegen mij: “Ria, je moet op die bel drukken, daar zijn wij voor.” Ik ben hier nu 6 weken, maar ik heb er nog steeds moeite mee. Al leer ik het hier wel. Hulp vragen.
Gisteren ben ik in bad geweest. Dat bad hier is echt geweldig. Ik heb er ruim 45 minuten in gelegen, de kaarsjes aan, het gordijntje half dicht. Ik heb gevraagd of ze mijn eucalyptusolie in het water wilden doen, want dan krijg ik heel veel lucht. Dat is zo fijn, dan lig ik echt te genieten.
Ik heb longkanker met uitzaaiingen naar de lymfe. Anderhalf jaar geleden hebben ze ontdekt dat ik ziek ben. Er is niks meer aan te doen. Ik wilde geen chemokuur. Ik heb drie zussen verloren aan kanker en ik heb gezien wat chemo met je doet. In totaal heb ik 17 heftige bestralingen gehad. Daarna is het drie maanden stabiel geweest, maar het kwam terug in mijn nek.
“Ik geniet hier van ieder moment.”
Handjes
Eigenlijk zie ik hier pas écht hoe mooi de natuur is. Ik geniet hier van ieder moment en probeer zoveel mogelijk buiten te zijn. Mijn vriendin en ik hebben mijn buitenplaatsje ‘vakantieoord het groene stekje’ genoemd. De eekhoorntjes komen dagelijks op de doppinda’s af die ik aan een touwtje rijg. In mijn ogen hebben eekhoorntjes handjes. De manier waarop ze zo’n nootje oppakken en er dan op knabbelen, geweldig om te zien. Je ziet ze gewoon genieten. En die duif daar, die komt ook iedere dag even langs. Helaas heb ik nu geen broodkruimels, anders had ik hem iets gegeven. Vanmiddag komt mijn dochter, die brengt brood voor me mee. Dat strooi ik dan hier naast mijn stoel, dat komen de vogels dan opeten.
De takken heb ik hier speciaal voor de eekhoorntjes neergezet. Ze lopen dan via de tak zo op de pinda’s af. Ik kan hier uren kijken naar alles wat er gebeurt. Kijk, daarachter heb je een groep ganzen. Dat is vadergans met zeven kleintjes. Als ik straks brood heb, ga ik ook daar even heen. Dan loop ik tot aan het hek en komen ze vanzelf naar me toe. Ze weten dat ik eten heb.
“Hier in het hospice ben ik minder bang.”
Hier in het hospice ben ik minder bang. Ik was heel bang. Niet voor de dood, maar dat ik zou stikken. De kanker zit tegen mijn slokdarm aan. Maar de dokter heeft mij ervan verzekerd dat dat niet zal gebeuren. Ze zullen ervoor zorgen dat ik langzaam inslaap. Dat geeft mij rust.